Waarom ik teensletsen draag in het regenwoud

Ik krijg er niet genoeg van om door de tuin te dwalen.

Elke dag is er iets nieuws te zien.
Planten die er gisteren nog niet waren groeien je vandaag boven het hoofd, de mamones chinos zijn plukrijp en ergens is een boom omgevallen. Er scharrelt, fladdert of kruipt altijd wel iets rond en hoe zou het nog zijn met de pijlgifkikkers tussen mijn bromelia’s?
Als ik in een bijzonder hoopvolle bui ben, ga ik ook even langs de orchideeën die ik van de Echtgenoot heb gekregen. We hebben ze uitgezet op de ideale boomstam – warm, vochtig, in de schaduw en met voldoende ruimte voor hun luchtwortels. Perfectie, al zeg ik het zelf. Wie weet of ze zich eindelijk verwaardigen om een keer te bloeien, drie jaar na adoptie. (Spoiler: dat doen ze niet, de krengen.)

Ik vergeet bij al dat ronddwalen steevast om mijn laarzen aan te doen.

Meer lezen

de Caribische Lamantijn

We zijn deze week maar liefst twee keer naar het strand geweest. Dat betekent dat ik minstens evenveel keer in de zee heb gezwommen – soms ga ik namelijk zelfs meermaals het water in, durfal die ik ben.

Al is zwemmen een groot woord voor wat ik doe.
Ik ga in het water. Ik drijf. Ik dobber. Ik zwem een meter of tien. En daarnaast lig ik vooral heel erg in het rond te turen. Ik moet mij er namelijk continu van verzekeren dat ik geen verdachte schaduwen in het water zie, of godbetert grote vinnen.
Want na die Facebook-post in de lokale groep vorige week, over haaien die hier in de buurt gespot zouden zijn, ben ik nog net iets wantrouwiger dan ik al was. Het is vast onzin. Bangmakerij van een grapjas of een overenthousiaste vis-spotter. Ik weet het wel. Ik heb het namelijk zeer uitvoerig opgezocht, drie seconden nadat ik de post had gelezen. Bij ons in de wijde regio zijn nog nooit gevaarlijke exemplaren waargenomen, laat staan dat er ooit iemand zou zijn aangevallen of opgevreten.

Maar één verdwaalde haai is genoeg, nietwaar?

Meer lezen

Gieren zijn als koekjes

Ik probeer elke dag te wandelen.
Niet omdat ik daar zo’n fan van ben – soms is wandelen leuk, soms is het saai, vaker is het vlees noch vis.
Mijn redenen zijn praktischer van aard: ik wandel omdat mijn lijf het nodig heeft (ik mag dan namelijk net iets meer eten en drinken zonder dat je mij kunt rollen), omdat het mooie foto’s oplevert én omdat de hond zonder zijn dagelijkse wandeling behoorlijk neurotische trekjes vertoont. De gehavende poten van al onze stoelen zijn stille getuigen.

Deze morgen was het een bijzondere wandeling.

Bij aankomst op het strand zagen we namelijk een hoop gieren.

Nu is dat hier niet ongewoon. In het begin trok ik spontaan mijn schouders op elke keer dat ik ze zag en begon nog net niet op en neer te huppen. ‘What are we gonna do? I don’t know, what you wanna do?’  (Voor wie geen kinders heeft en dus de verwijzing niet snapt: bekijk dit!)  Maar vandaag waren het er opvallend veel.

De hond vond het fantastisch.

Meer lezen

Die keer met de slang

Ik had de perfecte foto kunnen maken.
Of dood kunnen zijn.
Het werd geen van beide.

Op een halve meter van mijn teensletsen kronkelde een koraalslang

Ongestoord, in het midden van het paadje. Ik was er bijna bovenop gaan staan. Net op tijd bleef ik staan en bevroor. Het kwam zelfs niet in mij op om een stap achteruit te zetten. Mijn instinct tot lijfbehoud zegt blijkbaar stay & die, in plaats van run & fly.

Meer lezen

Hutsepot en zo

Koken is liefde.

Dat vond ik vroeger nogal onnozel. Zever in pakskes.
Gezemel van huisvrouwen en -mannen en andere mensen die niets beters te doen hebben dan koken begot.
Daar schaam ik mij nu voor.

Te mijner verdediging: ik kon vroeger niet koken.

Ik deed het niet graag en meestal trok het dan ook op niks. En ook nu is het nog steeds niet mijn favoriete hobby. Ik doe het omdat het moet en onder strikte voorwaarden: alleen als ik voldoende tijd heb en geen stress, liefst niet voor genodigden én ik bedank voor ingewikkelde recepten. Meer lezen

De seut in mij | deel 1

De seut in mij heeft het hier af en toe best lastig.
In België kon ik nog complexloos uit mijn dak gaan over spinnen of ander ongedierte. Ik krijste en eiste dat de Echtgenoot of een van de Kinders het beest in kwestie zou vermorzelen of op zijn minst verwijderen. Maar hier is dat onbegonnen werk.
Er zitten beestjes.
Overal.
En ze zijn met veel.

Laat ik beginnen met de meest spectaculaire.

Slangen.
Meer lezen

Dood

Deze morgen lag er een dood beest in de tuin. Ik had het al geroken. En bovendien cirkelde er onafgebroken een gier boven mijn hoofd. Toch had ik een van de honden nodig om de exacte locatie te bepalen.
Mensenneuzen zijn ontoereikend voor speurwerk.

Het was een luiaardjong. Een baby nog.

Het kopje al onherkenbaar, aangevreten door mieren en wie weet wat meer. De pels wonderlijk intact. Bruin en pluizig, als leefde hij nog. Een tweevingerige luiaard. Net iets groter dan die andere, die we een dik half jaar geleden vonden en naar het rescue centre brachten. (Hij haalde het niet, helaas. Te klein en verzwakt. Misschien zelfs daarom door de moeder verstoten.)
Maar voor deze kwam elke poging te laat.

Ik heb het voorbije jaar redelijk wat dooie beesten gezien. Dus ik ben onderhand al gehard. Maar een dood jong blijft pijnlijk. En wie mijn liefde voor luiaarden een beetje kent, weet dat dit extra moeilijk is.

Ik neem het mezelf kwalijk.

Misschien had ik gisteren wat minder moeten schrijven en wat vaker door de tuin moeten stappen. (Of eergisteren of de dag daarvoor – hoe lang duurt het in de tropen voor een dood beest zo gaat stinken?)
Misschien had ik hem of haar dan horen piepen. Het geluid kan ik wel dromen.
Dan waren we op tijd geweest.

Ik vind dat we hem moeten begraven.

Niet dat ik de gieren hun maaltijd niet gun – ik vrees dat de honden eraan zullen zitten. Om de een of andere reden zijn ze allebei gek op karkassen. Liefst wanneer ze al een paar dagen liggen te rotten en zelfs de gieren er hun neus voor ophalen. Ieder zijn meug.
Maar ze gaan er serieus van uit hun bek stinken.

Net wanneer ik naar huis wandel om een schop te halen, begint het te regenen.
De gieren trekken het zich niet aan. Het zijn er ondertussen drie.
Tegen de tijd dat het opklaart, zullen de sporen zijn gewist.

Teensletsen en een machete

Sinds we 11 maanden geleden naar hier zijn verhuisd, loop ik dagelijks op flipflops. Voor iets anders is het te warm. Op teensletsen dus, of blootvoets.
Veel verschil maakt dat niet. Al is het net iets aangenamer met een zool onder je voeten, als je op een of ander smerig beest trapt of wegglijdt in de modder na een tropische regenbui.
En af en toe draag ik rubberen laarzen.

laarzen en machete

De elegantie zelve

Topje, short, een paar stevige, paarse laarzen en een machete.
Neen, ik post geen foto. U zult het met uw verbeelding moeten doen.
Maar ik kan u verzekeren: het is… spesjaal. Over mijn elegantie maak ik me geen illusies – dat deed ik vóór dit soort outfits ook al niet – maar stoer is het wel. En bovendien is het geen overbodige luxe voor een wandeling door de achtertuin. Meer lezen