Het was een schrijfopdracht voor mijn cursisten Literaire Creatie, bij wijze van kennismaking. Ze zouden 10 dingen oplijsten die ze haten aan schrijven. En nog eens 10 die ze haten aan nÍet schrijven. Ah ja. Kwestie van een en ander duidelijk te maken.
Makkelijk zat, dacht ik. Die liefde-haatverhouding met het lege blad, daar worstelt elke schrijver toch mee?
Dus deed ik de oefening.
(Een van mijn talloze goede voornemens voor het nieuwe schooljaar: alle schrijfopdrachten die ik uit mijn mouw schud, ook zelf doen. Kwestie van kilometers te maken, vingers los te gooien en conditie zitvlees te kweken.) Het bleek minder simpel dan gedacht.
Tien dingen die ik haat aan schrijven
- Dat ik het niet kan laten. Dat ik ermee opsta en ga slapen, waardoor het lijkt alsof niets anders telt. Behalve lezen dan. En de Echtgenoot en de Kinders. Die ook, natuurlijk.
- Dat ik sneller denk dan ik kan tikken, maar soms ook sneller tik dan ik kan denken. En dat geen van beide in mijn ogen ooit snel genoeg gaat, hoewel ik sneller tik dan mijn schaduw. Bij wijze van spreken.
- Dat ik krmap krijg en fouten tik. Die ik dan moet verbeteren – obsessief en uiteraard het liefst meteen, waardoor die hele schrijfflow ook weer om zeep is.
- Dat het lekker lui werken is aan mijn bureau, maar dat ik er bepaald niet slanker of fitter van word. En mijn rug heeft er ook geen baat bij.
- Dat ik niet in bad /bed/op de loopband kan schrijven, terwijl dat voor mijn rug en mijn lijn een stuk beter zou zijn. En ja, ik heb het geprobeerd. De ene optie was bijzonder oncomfortabel, de andere twee ronduit levensgevaarlijk. Ik heb er nog altijd ergens littekens van.
- Dat het nooit af is. Er is altijd wel een komma te veel of te weinig, een woord waarvan ik weet dat het eigenlijk nog beter, nog preciezer zou kunnen of een zin die nog een beetje rammelt. En dat het daardoor nooit goed genoeg is en er altijd wel iets blijft knagen.
- Dat ik het elke dag opnieuw moet doen, omdat ik het anders verleer. Terwijl ik er op sommige dagen gewoon echt en helemaal geen f***ing zin in heb! (Net zoals ik helemaal verzot ben op chocolade, en toch ook niet elke dag een hele reep… Hm. Neen, laat maar. Die vergelijking gaat niet op.)
- Dat ik er andere dingen voor moet laten, zoals daar zijn: een nachtje stevig doorzakken, uitgebreid gaan winkelen, nieuwe series binge-watchen op de Netflix van de Zoon of veel meer lezen dan ik nu al doe.
- Dat mijn hoofd overloopt van verhaallijnen, personages en mooie zinnen, omdat ik ze nooit op tijd geschreven krijg.
- Dat ik het ontzettend moeilijk vind om alles onder 10 punten te verzamelen.
Tien dingen die ik haat aan níet schrijven
- Dat ik het niet kan laten. Dat ik ermee opsta en ga slapen. Vooral wanneer ik het níet doe. Dan is het nog net een tikje erger.
- Dat ik er zenuwachtig van word en uiterst onaangenaam. Totaal niet te genieten. Vraag maar aan de Echtgenoot en de Kinders.
- Dat mijn hoofd na een paar schrijfstille weken wel een toevluchtsoord lijkt voor ontsnapte personages en gestoorde plotlijnen. En dat ik daarin verdwaal.
- Dat ik niet eens aan tien dingen raak, verdomme.
Terwijl níet schrijven toch echt veel erger is dan wél schrijven.
Gelukkig maar.
Spread the love
goe geprobeerd… 😉 !