Ik mocht vandaag nog eens gaan workshoppen. En alsof dat niet leuk genoeg was, was het ook nog in Gent te doen. Creatief schrijven met een groep anderstalige nieuwkomers, in een prachtig decor.
Juij!
Toch was ik een beetje nerveus. Er spookten allerlei vragen en rampscenario’s door mijn hoofd, waarvan het leeuwendeel te maken had met mijn eigen ongeorganiseerde en chaotische zelf. (Zal ik niet verdwalen op zoek naar een parkeerplaats in Gent? Slaag ik erin om tegen het afgesproken tijdstip het juiste lokaal te vinden, in een gebouw dat een volledig straatblok beslaat? Hoe werken die f***ing ticketautomaten ook alweer en waarom heb ik geen kleingeld in mijn zakken? Zal ik erin slagen om niet al te snel te spreken en niet te druk met mijn armen te zwaaien, zodat de cursisten mij verstaan?)
Maar kijk: het lukte wonderwel.
Ik kwam ruim op tijd aan, reed met mijn ogen dicht (bij wijze van spreken, uiteraard!) in een van de vele vrije parkeerplaatsen, slaagde erin om een app te downloaden en alsnog een parkeerticket te betalen en liep vervolgens recht op het betreffende lokaal af. Het leek begot alsof ik dit dagelijks deed.
De (on)zin van voorbereiding.
Ik had van alles voorbereid: materiaal en oefeningen voor minstens drie workshops. Het bleek niet nodig. Deze groep had aan een half woord genoeg om te schrijven. We begonnen met een zelfportret in vijf woorden en een zin, en een uur later zaten we middenin verhalen over vrouwenrechten, Belgische bierproeverijen, de geur van Indische pap en liefdesbrieven in opdracht.
Bij het afscheid werd ik bedankt – ze vroegen lachend wanneer de volgende les was. Maar ik wist wel beter: ik had meer van hen geleerd dan omgekeerd. Sommige mensen moet je niet leren schrijven.
Ze worden als dichter geboren.