Op je 46ste een nieuw muziekgenre (her)ontdekken en er van de weeromstuit een beetje fan van worden: ik kan het iedereen aanraden.
Uiteraard had ik eerder al hiphop gehoord, maar meestal werd ik er koud noch warm van. Veel verder dan een occasioneel nummer van Eminem, Beastie Boys of ’t Hof van Commerce en één cd-tje van Cypress Hill ben ik nooit geraakt. Ik ken de genres en subgenres niet, versta de teksten slechts half of helemaal niet, en begrijp (dixit mijn kinders) geen f**k jota van waar het om gaat. Tot een half jaar geleden dacht ik dat ‘spitten’ iets was wat je deed in de tuin. Ik bedoel maar.
Maar kijk: op een verloren zaterdagavond komt een mens al eens in een jeugdhuis terecht, alwaar een paar lokale helden zouden optreden. Waaronder mijn eigenste kind, samen met niemand minder dan Low G, De Bestn Vant Westn. (Ik heb een spittend kind! Nu gij!)
Ik heb in mijn leven nog niet zoveel dreads, afgezakte broeken en baseballpetjes op een hoop gezien. Maar mens, wat was het leuk. In tegenstelling tot andere lokale concertjes waar het publiek veelal wat apathisch aan een pint staat te lurken, was er gigantisch veel ambiance. Iedereen stond te dansen, te shaken of op zijn minst een beetje te wiebelen, er werd geapplaudisseerd, gejuicht en aangemoedigd. En iedereen was blij.
Serieus: ik wil wel elk weekend naar zo’n feestje.