De Zoon had zijn kamer opgeruimd – een heuglijke gebeurtenis voorwaar! Er kwamen grove middelen aan te pas. Op enkele uren tijd passeerden ettelijke vuilniszakken de revue en de stapel weg-te-gooien werd allengs groter.
Zelfs de oude Winnie de Poeh moest eraan geloven.
Samen met de andere dinges-die-een-herbestemming-van-doen-hadden, werd hij voorlopig op het keukenterras gedumpt. Het duurde niet lang. Welgeteld de tijd die de pup nodig had om recht te krabbelen en de drie meter te overbruggen die hem van het teddybeest scheidden.
Nu zou je verwachten dat een hond na pakweg 16 maanden al iets minder destructief zou zijn. Dat hij Poeh bijvoorbeeld als een knuffel zou beschouwen. Eraan snuffelen. Likken. Misschien heel even in bijten – voorzichtig.
Maar niets van dat.
De prooi moest dood. Morsdood.
Wat ooit een Poeh-beer was, werd herleid tot een onoverzichtelijke hoop vuile pluis. En de Zoon kon herbeginnen. Het kostte hem een half uur om de tuin te ontdoen van piepkleine plukjes Poeh.