Twintig jaar geleden
was ik voor niets of niemand bang.
Ik boekte een verre reis, stapte op het vliegtuig en vloog in mijn eentje naar de andere kant van de wereld. Ik liftte, ook bij nacht en ontij, legde snel contacten en stond niet of nauwelijks stil bij mogelijke gevolgen of gevaren.
Ondertussen zijn we twintig jaar en drie kinders verder en heb ik schrik van alles.
Of zo lijkt het soms toch: ik voel me opgelaten als ik in mijn eentje voor drie dagen naar Limburg vertrek tijdens de Jeugdboekenweek, heb last van zenuwen wanneer ik meer dan twee overstappen moet regelen in het openbaar vervoer en sterf een beetje wanneer ik een vlucht naar Wenen boek. Voor in mijn eentje. En een hotel – iets wat ik vroeger trouwens nooit deed, ik zag wel waar ik terecht kwam.
Maar kijk: het is gelukt.
Ik boekte, vloog, treinde en huppelde zonder problemen het ene land uit en het andere in. Ik voelde me stap voor stap een beetje meer zoals ik vroeger was. In het vliegtuig viel ik in slaap tussen twee wildvreemde mensen (waarvan er eentje behoorlijk snurkte) en had daar niet de minste moeite mee. Ik had een pracht van een dag in het schitterende Wenen en werd tot tweemaal toe aangesproken door mensen die me de weg vroegen (note: niet omdat ik met een stadsplan in mijn handen liep. Neen neen!) en ervan uit gingen dat ik Weense was. Het hoeft geen betoog dat ik ze helaas niet heb kunnen helpen. Mijn Duits is zelfs niet toereikend om hen de verkeerde kant op te sturen.
En het beste moet nog komen.
Morgen bezoek ik de Nationalbibliothek, het museum met de grootste collectie Schiele en Klimt én ik mag een prijs in ontvangst nemen. Voor een boek met een hoofdpersonage waarop ik volgens de organisator van de prijs op bijzonder goed lijk – en we hebben elkaar alleen nog maar via de mail ontmoet.
Nooit meer angst dus!
Klinkt als een fijne uitstapt. Klinkt als een goed voornemen ook.
Tof, Tine. Proficiat met je prijs!!
Pingback:Elke dag een beetje angst | jeugdliteratuur.org weblog