Hoe schrijf ik een boek in 30 dagen?

Een boek in 30 dagen – het klinkt te mooi om waar te zijn. Toch is het net zo makkelijk als het klinkt. Al zijn er natuurlijk valkuilen die je beter vermijdt, en een paar spelregels waaraan je je moet houden.

een boek in 30 dagen

30 dagen – niet meer, niet minder

In 1999 begon Chris Baty met NaNoWriMo: de ‘National November Writing Month’. Er waren slechts 21 deelnemers, maar het project was ambitieus: elke schrijver zou in één maand een boek schrijven van 50.000 woorden. Enkele jaren later was het evenement van The Office of Letters and Light uitgegroeid tot een fenomeen, waarbij duizenden schrijvers waar ook ter wereld zich ertoe verbinden om in die ene maand een heuse roman te schrijven. Meer lezen

White Raven voor ‘De koudste winter’

de koudste winter tine mortier

Soms vallen de dingen wonderwel op hun plaats.

Maar het kan verdomd lang duren. Oftewel: hoe ik een White Raven kreeg voor ‘De koudste winter’.

Hoe het begon

Het begon meer dan tien jaar geleden, met een roodborstje in de winter.
Die zijn er wel meer, maar dit roodborstje had zich verscholen in onze garage. In de werkschoenen van de Echtgenoot. Af en toe stak het zijn kopje naar buiten – het arme ding leek verkleumd en gaf een bepaald belabberde indruk. Toen het eenmaal in de smiezen had dat we kruimels strooiden, fleurde het op. Ons roodborstje bleef de hele winter bij ons.

Er groeide een verhaal in mijn hoofd. Over lange, koude winters en roodborstjes die zich verscholen op ongewone plekken. Het verhaal groeide gestaag, en enkele maanden later had ik een eerste versie af. Ik stuurde die naar mijn uitgever en die strikte de meest fantastische illustrator. Mijn hart maakte een sprongetje.

Helaas.

Meer lezen

Dat ik mijn tweede armpje mis, verdomme

Wat ik heb geleerd van mijn schouderoperatie?

Een heleboel. Maar vooral dit: hoe moeilijk het is om dingen te doen met één arm. En daarbij aansluitend: hoe weinig we erbij stil staan dat we voor nagenoeg alles onze beide handen gebruiken. Hoe erg ik mijn tweede armpje mis, dus.
Daarom, hierbij een lijstje van Dingen-die-je-niet-of-moeilijk-kunt-met-één-hand: Meer lezen

Tien dingen die ik haat aan schrijven

Het was een schrijfopdracht voor mijn cursisten Literaire Creatie, bij wijze van kennismaking. Ze zouden 10 dingen oplijsten die ze haten aan schrijven. En nog eens 10 die ze haten aan nÍet schrijven. Ah ja. Kwestie van een en ander duidelijk te maken.

Makkelijk zat, dacht ik. Die liefde-haatverhouding met het lege blad, daar worstelt elke schrijver toch mee?

Dus deed ik de oefening.

Meer lezen

Blog, blogger, blogst!

 

Het is nog vroeg, ik weet het. Maar ik wil het toch al even aankondigen. Want voor je het weet ontstaat er een stormloop, daar in de bib van Avelgem. En een handgemeen en relletjes en kleine volksopstanden, omdat er geen plaats meer is.

Op donderdag 23/11, 30/11 en 07/12, van 19u tot 21u30, leer ik u fijne blogs te schrijven. Met intrigerende onderwerpen, pakkende titels, en – ach, waarom ook niet – een écht lezerspubliek. Dus doe uzelf een plezier en reserveer nu alvast een plekje. Het bespaart u een een hoop stress en een last minute bloedneus of erger.

Inschrijven kan hier.

Niets doen

 

Niets doen. Mens, dat was lang geleden. Zo lang, dat ik het bijna verleerd was. Af en toe moest ik mezelf zelfs streng toespreken wanneer ik weer eens rusteloos door het vakantiehuis dwaalde, op zoek naar een klusje.
‘Neen, we doen niets! Niemendal, noppes, nada. Gehoord?’
Ik was nietsvermoedend gaan zitten en had mijn laptop opengeklapt. Ik gaf mezelf nog net geen tik op de vingers.
‘Neen! Vandaag niet en morgen al helemaal niet. En als het even kan de dagen daarna ook niet. Lui en vadsig zullen we zijn. Willen of niet!’
Bijna had ik een sok van de grond gepikt, maar ik kon me beheersen.
‘Blijf er af! We doen helemaal niets. Heb je prut in je oren? En kijk: daar ligt een boek!’
Ik stond met een schuursponsje en antikalk in mijn handen. Meedogenloos legde ik ze terug in de kast.
Het leek te werken.
Ik bleef van de computer af. Ik pakte mijn kleren niet uit en leefde uit mijn koffer. Ik schreef niet, waste en streek niet, poetste niet en kookte maar een heel klein beetje. Net genoeg om in leven te blijven. En de afwas deden de kinders. Ook het nadenken en malen probeerde ik binnen de perken te houden, al lukte dat maar met mate – een hardnekkige gewoonte leert een mens niet af tijdens een weekje vakantie.
Lezen deed ik mateloos.

Het lukte, maar het ging niet vanzelf. Al na één dag vertoonde ik afkickingsverschijnselen: rusteloosheid, hoofdpijn en vreemde tics op ongepaste momenten. Weer sprak ik mezelf streng toe.
‘Ach ach. Niets wat met een goed boek, een glas wijn en een degelijke nachtrust niet te genezen valt. Toch?’
Maar dat schrijvershoofd, dat wilde niet mee. Het bleef maar malen.
Ik had toch een schrift meegebracht?
Waarvoor diende dat anders dan om te schrijven?
Toe? Een klein beetje maar. Een regeltje of vier.
‘Neen. We doen niets! Dus ook niet schrijven.’
Ik bleef twijfelen. Geloofde mezelf niet helemaal.
Overal zag ik verhaallijnen voorbij komen, dichtregels, personages, titels en tekstflarden. Hoe minder ik ernaar op zoek ging, des te talrijker ze werden. Ik schreef ze niet neer, maar borg ze veilig op in een van de vele laatjes in mijn hoofd. Voor later. Na een paar dagen waren het er zo veel, dat ik vreesde ze te vergeten. Dus nam ik stiekem mijn schrift en schreef er een paar op.
Mijn reactie liet niet op zich wachten.
‘Proper.’
Dat is niet echt schrijven. Het zijn maar enkele woorden.
‘Ja hoor. Natuurlijk.’
Ik legde het schrift weer aan de kant. Met heel veel moeite. Ik zou mezelf nog even respijt gunnen. Nog even niets doen en de ideeën koesteren. Als ze goed genoeg waren, zouden ze de vakantie wel overleven.

Ik ben benieuwd.

Groeten uit het Lijsternest #4: Heimwee

Natuurlijk is er heimwee, ook al ben je niet ver van huis.

Je mist je man, je huis, je honden en je diepvries. Je boeken, je ligbad, de jurk die je vergeten bent en je printer. De veiligheid van de bekende omgeving en van altijd iemand dichtbij.

En je kinderen. Vooral je kinderen. (Zij jou waarschijnlijk ook heel af en toe – al zullen ze dat niet zeggen. Tieners zijn te stoer om zoiets sentimenteels als gemis openlijk te belijden. Gelukkig.)

Toch blijf je halsstarrig waar je bent. Want af en toe – een keer of wat om de vier jaar – is het goed om de deur achter je dicht te trekken en te staren door een ander raam naar een wereld die zoveel stiller is. En grijzer ook, bij tijden, maar stiller toch vooral en wijdser.

img_1541