Niets doen

 

Niets doen. Mens, dat was lang geleden. Zo lang, dat ik het bijna verleerd was. Af en toe moest ik mezelf zelfs streng toespreken wanneer ik weer eens rusteloos door het vakantiehuis dwaalde, op zoek naar een klusje.
‘Neen, we doen niets! Niemendal, noppes, nada. Gehoord?’
Ik was nietsvermoedend gaan zitten en had mijn laptop opengeklapt. Ik gaf mezelf nog net geen tik op de vingers.
‘Neen! Vandaag niet en morgen al helemaal niet. En als het even kan de dagen daarna ook niet. Lui en vadsig zullen we zijn. Willen of niet!’
Bijna had ik een sok van de grond gepikt, maar ik kon me beheersen.
‘Blijf er af! We doen helemaal niets. Heb je prut in je oren? En kijk: daar ligt een boek!’
Ik stond met een schuursponsje en antikalk in mijn handen. Meedogenloos legde ik ze terug in de kast.
Het leek te werken.
Ik bleef van de computer af. Ik pakte mijn kleren niet uit en leefde uit mijn koffer. Ik schreef niet, waste en streek niet, poetste niet en kookte maar een heel klein beetje. Net genoeg om in leven te blijven. En de afwas deden de kinders. Ook het nadenken en malen probeerde ik binnen de perken te houden, al lukte dat maar met mate – een hardnekkige gewoonte leert een mens niet af tijdens een weekje vakantie.
Lezen deed ik mateloos.

Het lukte, maar het ging niet vanzelf. Al na één dag vertoonde ik afkickingsverschijnselen: rusteloosheid, hoofdpijn en vreemde tics op ongepaste momenten. Weer sprak ik mezelf streng toe.
‘Ach ach. Niets wat met een goed boek, een glas wijn en een degelijke nachtrust niet te genezen valt. Toch?’
Maar dat schrijvershoofd, dat wilde niet mee. Het bleef maar malen.
Ik had toch een schrift meegebracht?
Waarvoor diende dat anders dan om te schrijven?
Toe? Een klein beetje maar. Een regeltje of vier.
‘Neen. We doen niets! Dus ook niet schrijven.’
Ik bleef twijfelen. Geloofde mezelf niet helemaal.
Overal zag ik verhaallijnen voorbij komen, dichtregels, personages, titels en tekstflarden. Hoe minder ik ernaar op zoek ging, des te talrijker ze werden. Ik schreef ze niet neer, maar borg ze veilig op in een van de vele laatjes in mijn hoofd. Voor later. Na een paar dagen waren het er zo veel, dat ik vreesde ze te vergeten. Dus nam ik stiekem mijn schrift en schreef er een paar op.
Mijn reactie liet niet op zich wachten.
‘Proper.’
Dat is niet echt schrijven. Het zijn maar enkele woorden.
‘Ja hoor. Natuurlijk.’
Ik legde het schrift weer aan de kant. Met heel veel moeite. Ik zou mezelf nog even respijt gunnen. Nog even niets doen en de ideeën koesteren. Als ze goed genoeg waren, zouden ze de vakantie wel overleven.

Ik ben benieuwd.

paradijs

Het paradijs is niet perfect.

Dat viel te verwachten: perfectie is niet des mensen en zou bovendien maar al te snel gaan vervelen. Alles benoemen wat het hier paradijselijk maakt is onbegonnen werk, dus laat ik het maar samenvatten met schoonheid, warmte, lekker eten en de liefste mensen ter wereld – niet noodzakelijk in die volgorde. De luttele tekortkomingen wil ik wel even voor u opsommen:

• Er zitten vervelende beesten. Muggen voornamelijk, maar ook zand- en andere vlooien.
• Er zitten nog andere vieze beesten. Kakkerlakken. Slangen. Grote spinnen.
• Een internetverbinding varieert van onbestaand tot volkomen onbetrouwbaar.
• Het stikt van de zielige, uitgemergelde en door schurft en andere ziektes aangevreten katten en honden die bij iedereen en niemand horen en je hart breken.
• De oorspronkelijke bewoners zijn verjaagd of verworden tot een bezienswaardigheid ter vermaak van toeristen.
• De rijkdom is schandelijk ongelijk verdeeld.
• Je moet er onherroepelijk ooit weg.

Met sommige van die tekortkomingen leert een mens leven.

Meer zelfs: ze maken het bestaan van het paradijs draaglijk. Nooit gedacht dat een jeukende muggenbeet zo kon bijdragen aan je relativeringsvermogen. Andere zijn moeilijk of niet te verteren. Ze zorgen er hoogstens voor dat het afscheid iets minder pijnlijk wordt.

omslag

Zomaar een beeld

Ik heb er geen foto’s van, dus u zult me op mijn woord moeten geloven.

Zes palen en tien stukken oud zeil, waarschijnlijk verzameld uit aangespoeld afval. Dat is het volledige huis. De huisraad bestaat grofweg uit een bed van twee aangevreten matrassen die met een koord vastgebonden zitten op een bouwsel van stokken en een plank, drie verroeste koelkasten zonder aansluiting (er is geen elektriciteit), een vrachtwagenband gevuld met verkoold hout die dienst doet als keuken, twee vaten die het regenwater van het zeildak opvangen (er is geen stromend water) en nog een stuk of wat rondslingerende spullen. Tussen een van de palen en palmboom hangt een touw met daaraan vier kledingstukken, de volledige inhoud van de kleerkast. Rond de woning lopen schuwe, magere honden en een handvol kippen tussen de boot en de visnetten.

Ik sta op het terrein van een gigantische finca, aan wat een van de meest paradijselijke stranden van Colombia zou kunnen zijn. De schatrijke eigenaars zijn er niet. Die hebben zich teruggetrokken in een van hun vele andere woningen, ergens aan een luxestrand of in de grootstad. Hun eigendom aan zee hebben ze achtergelaten onder de hoede van een oude bediende, die zo goed en zo kwaad als het kan, probeert om de boel overeind te houden met het minimumloon dat ze hem betalen. Aan de rand van het terrein worden de oorspronkelijke bewoners van het gebied gedoogd: de indiaanse vissers. Zij leven onder het zeildoek en sleuren hun gammele vissersboten dag na dag de woeste zee in, in de hoop voldoende buit binnen te halen om enigszins te overleven.

Het paradijs en de hel liggen soms heel dicht bij elkaar.

Gabo

Zodra we de provincie Magdalena binnenrijden, zie ik ze: de gele vlinders.

Overal fladderen ze rond, boven de weg, tussen de bomen, onder de wielen van honderd vrachtwagens. Ik word overvallen door een vreemde nostalgie, een soort heimwee naar dit warme, tropische land dat ik – zoals zovelen uit ons koude thuisland – enkel ken dankzij de boeken van Gabriel García Márquez. Ik wou dat ik ze opnieuw voor het eerst kon ontdekken, hun prachtige verhalen ontrafelen en proeven van de ongeëvenaarde zinnen. Maar dat kan niet, dus neem ik me voor om ze te herlezen, liefst in het Spaans. Er is nog wel plaats voor een stapeltje boeken in de rugzak.

Onze eerste stop in Magdalena is Aracataca (oftewel: Macondo), het geboortedorp van Gabo. Het is een bevreemdende ervaring. Bloedheet is het er. Niet het soort warmte van een zuiders vakantieoord of van een occasionele hittegolf thuis. Het is erger. Vele malen erger. Het is soort hitte dat je verlamt. Dat het begrip ‘zweten’ een totaal nieuwe invulling geeft. Dat je warm en slaperig maakt, en plakkerig.

Op zich stelt Macondo niet veel voor. Het is een stoffig, godvergeten stadje dat verloren gelegd lijkt tussen gigantische bananenplantages en waar iedereen vooral probeert om de dag heelhuids door te komen met een minimum aan lichaamsbeweging. De mensen zijn er – zoals overal in Colombia – ontzettend vriendelijk en behulpzaam, dat ene restaurant waar ze ons ongegeneerd het dubbel aanrekenen niet te na gesproken. Het mooi gerestaureerde geboortehuis van García Márquez vormt het enige hoogtepunt. Hieronder zie je waarom.

 

IMG_4567 (600x800)   IMG_4568 (800x600)

IMG_4571 (600x800)   IMG_4844 (800x442)

Ondanks de hitte, een aanrader!

 

Ontnuchtering

Of de soldaten en de agenten er in mijn land net zo uitzien, wil hij weten, met net zulke uniformen? Hij is elf en klein voor zijn leeftijd.

Ik zeg dat de agenten er bij ons helemaal anders uit zien – geen camouflagepakken en zo – en dat in België eigenlijk weinig tot geen militairen op straat rondlopen. Hij begrijpt het niet.

Hoezo geen militairen op straat? Hebben we dan geen leger?

Toch wel, zeg ik. Maar die hebben speciale oefenterreinen. Ze lopen niet in de stad rond, niet op het strand en niet langs de wegen. Dat is niet nodig, want bij ons is er geen guerrilla.

Hij zucht en er komt iets dromerigs in zijn blik.
Oh, zegt hij. Wat moet dat fijn zijn, geen guerrilla.

 

IMG_5022 (800x600)

4 huiveringwekkende dinges

Elke dag iets doen waar je bang voor bent. Ik vind dat een mooi, en ongetwijfeld ook bijzonder nuttig voornemen. Het draagt bij tot een gelukkiger bestaan, een opener kijk op de wereld en blablabla en blablabla. Enfin. Ook in Colombia probeer ik me zo goed mogelijk aan dit adagium te houden. Dat lukt de ene dag al wat beter dan de andere. Gisteren zelfs een beetje té goed.

Gisteren was namelijk de allergevaarlijkste dag van onze reis tot nu toe. Maar liefst 4 (VIER!) huiveringwekkende dinges hebben we doorstaan. We hebben ze gelukkig allemaal overleefd, en ik som ze met plezier even voor u op, in stijgende lijn van levensbedreigendheid:

1. We begonnen de dag met een stevig ontbijt.

Zoals de laatste dagen wel vaker gebeurt, hoorde daar een lokale specialiteit bij. Hormigas culonas. De vertaling zoekt u maar even op, maar de foto’s brengen u alvast een stuk in de goede richting. Ze zijn in de provincie Santander op elke straathoek te koop en zouden een sterk medicinale werking hebben en ook nog goed zijn als afrodisiacum. Geen idee of het klopt. Ik kan u alleen vertellen dat ze knapperig zijn, maar niet bepaald overheerlijk. De Zoons en ik overwogen zelfs even dat het hier om een groots opgezette samenzwering ging van de lokale bevolking, om de toeristen ervan te overtuigen die vieze dinges op te eten. Staan zij ondertussen achter het hoekje in hun vuistje te lachen. Om de proef op de som te stellen hebben we er zelfs het meisje in de herberg eentje aangeboden – ervan overtuigd dat ze beleefd zou weigeren – maar! ze at het ding smakelijk op. (Ik ben echter nog steeds niet overtuigd. Volgens mij krijgen ze een bonus als ze het spel meespelen.)

2015-07-29 19.53.26   2015-07-29 19.56.51

 

2. We reden door Bucaramanga.

Dat klinkt niet echt spectaculair, maar gezien de grootte van de stad (1 miljoen inwoners, waarvan volgens mij het merendeel zwaar onder de armoedegrens leeft), de omvang van haar sloppenwijken en de rijstijl van de Colombianen was het toch eventjes spannend. Omdat ik nogal de aandacht trek, moest ik van de kinders een hip soort doek over mijn haar doen. (Neen, daar bestaan geen foto’s van!) Ik ben er niet zeker van of dat het veiligheidsgevoel ten goede kwam, maar we hadden daarna inderdaad minder last van zwervers en gamines die op de ruit kwamen boenken.

2015-07-29 14.21.42-1

 

3. We hebben heel eventjes spook gereden.

Echt heel eventjes maar. Er was zelfs geen tijd voor foto’s.

4. We werden aangevallen door een gallina de monte

Een soort bergkip. De Dochter en ik hebben ons in de auto verschanst, terwijl de Zoons en de Echtgenoot heldhaftige pogingen deden het beest te verjagen. (Dat hoort zo in een Latijns-Amerikaans land: hier moeten de mannen zich opofferen. In het geval van aanvallende bergkippen kan ik dat alleen maar toejuichen.) Enkel de Echtgenoot raakte lichtgewond, maar is ondertussen aan de beterhand. We houden u op de hoogte!

2015-07-29 13.51.47

 

 

Fight for your right

image

Stel:

je slaapt in een van de mooiste stadjes van Colombia, zo weggelopen uit een film over koloniaal Zuid-Amerika, of over Zorro. Het is prachtig. Je balkon geeft uit op het monumentale plein, en je waant je heel eventjes weg van de wereld. Voorts probeer je je niets aan te trekken van de plaatselijke ongemakken of andere dinges waar een beetje reiziger verveeld zijn schouders voor ophaalt, zoals daar zijn: te harde bedden in akoestisch transparante kamers, elektrische douches met lichte schimmelvorming en een wc waar je het papier onder geen beding in mag gooien (daarvoor dient de vuilnisbak, onwetende gringo!). Je bent moe, om niet te zeggen uitgeput, dus je slaapt. Eender waar, desnoods onder de Colombiaanse sterrenhemel.

Get the picture? Goed.

Om klokslag 3 uur ’s nachts klinkt er keiharde muziek. Cumbia. Zonder overdrijven: ongeveer op het volume van het doorsnee Latino dansfeest. Loeihard. Je schrikt wakker, denkt even dat je je van uur hebt vergist. Het is vast al een stuk in de morgen, en misschien hoort de muziek wel bij een of ander folkloristisch ritueel om de dag in te zetten. Je draait je om. Na de cumbia schakelen de feestvierders (je hebt ondertussen ook wat geschreeuw en gelach gehoord) over op ‘Fight for your right to party’ van de Beastie Boys, en daarna weer op cumbia. Je gaat kijken en ziet dat er 2 auto’s op het verder lege plein staan, met daarbij 4 drinkende mensen. Je kruipt zuchtend weer in je bed en hoopt dat de drank spoedig op zal zijn.

Maar! Dat is buiten de Echtgenoot gerekend.

Hij springt uit bed en stormt het balkon op, in niets meer dan een onderbroek en sokken. Dat ze moeten ophouden, gvd. Of dat nu een uur is om zo’n lawaai te maken. En nog een paar van die dingen en misschien zelfs iets over hun moeder. Je houdt je hart vast, verwacht een soort opgefokte Latijnse ruzie met een bestorming van het balkon en minstens 3 gewonden en 1 gijzelaar. Je zit per slot van rekening in Colombia.

Maar niets van dat. Ogenblikkelijk wordt de muziek stiller gezet. Of het zo goed is, meneer? En sorry, meneer, voor de overlast.

Conclusie:

Colombianen zijn schatjes. En de Echtgenoot is een held.

Bijna

Iets minder dan drie dagen. Dan vertrekken we.
Ik heb nog een oneindige lijst af te werken en ze bestaat vooral uit dingen die ik niet graag doe. Opruimen. Kuisen. Wassen en strijken. Plannen. Hoewel ik deze week voor dat laatste graag een uitzondering maak. Want zonder plan begin je niet aan een land als Colombia. Ik heb gegoogeld en gelezen, plekken uitgekozen, activiteiten aangekruist en vooral hele streken geschrapt op de landkaart. Er staat staan bergen op het programma, koloniale stadjes, strand en sportieve dinges. En koffie. Heel veel koffie.
En ik heb Gabo ingepakt. Dat ook natuurlijk.

 

koffie   gabriel-garc-a-m-rquez

Verslagje

2015-06-25 09.49.29-1Het was een mooie prijsuitreiking.

Er waren bloemen, drankjes en oorkondes. En vooral: er waren kinderen en jongeren. Dezelfde kinderen en jongeren die onze boeken gelezen hadden en met een zeer kritische blik beoordeeld. Ze deelden hun ervaringen met het publiek, analyseerden de boeken – fileerden ze soms tot in de kleinste details, niets was aan hun aandacht ontsnapt –, beargumenteerden en enthousiasmeerden. Ze waren ongelofelijk.

Het was hartverwarmend om te zien hoe aanstekelijk hun enthousiasme werkte, hoe ze zich in deze tijd van virtuele en andere overload totaal konden verliezen in een boek en hoeveel tijd en liefde ze erin gestoken hadden om dat zo precies mogelijk over te brengen. Hoe ze hun favoriete passages voorlazen, zodat het publiek er stil van werd.

Het was een prachtige prijsuitreiking, waar de liefde voor boeken zo overduidelijk uit sprak. (Ik had twee glazen wijn nodig bij de maaltijd achteraf om van de emoties te bekomen.)

2015-06-25 15.52.53-1      2015-06-26 09.35.26

Met speciale dank aan de fantastische Jury der Jungen Kritiker (vlnr: Jacqueline, Axel, Tobias en Zoé), Mirjam Morad, Kaatje Vermeire en het Vlaams Fonds voor de Letteren!

 

Hab keine Angst!

2015-06-24 17.54.27-1

Twintig jaar geleden
was ik voor niets of niemand bang.

Ik boekte een verre reis, stapte op het vliegtuig en vloog in mijn eentje naar de andere kant van de wereld. Ik liftte, ook bij nacht en ontij, legde snel contacten en stond niet of nauwelijks stil bij mogelijke gevolgen of gevaren.

Ondertussen zijn we twintig jaar en drie kinders verder en heb ik schrik van alles.

Of zo lijkt het soms toch: ik voel me opgelaten als ik in mijn eentje voor drie dagen naar Limburg vertrek tijdens de Jeugdboekenweek, heb last van zenuwen wanneer ik meer dan twee overstappen moet regelen in het openbaar vervoer en sterf een beetje wanneer ik een vlucht naar Wenen boek. Voor in mijn eentje. En een hotel – iets wat ik vroeger trouwens nooit deed, ik zag wel waar ik terecht kwam.

Maar kijk: het is gelukt.

Ik boekte, vloog, treinde en huppelde zonder problemen het ene land uit en het andere in. Ik voelde me stap voor stap een beetje meer zoals ik vroeger was. In het vliegtuig viel ik in slaap tussen twee wildvreemde mensen (waarvan er eentje behoorlijk snurkte) en had daar niet de minste moeite mee. Ik had een pracht van een dag in het schitterende Wenen en werd tot tweemaal toe aangesproken door mensen die me de weg vroegen (note: niet omdat ik met een stadsplan in mijn handen liep. Neen neen!) en ervan uit gingen dat ik Weense was. Het hoeft geen betoog dat ik ze helaas niet heb kunnen helpen. Mijn Duits is zelfs niet toereikend om hen de verkeerde kant op te sturen.

En het beste moet nog komen.

Morgen bezoek ik de Nationalbibliothek, het museum met de grootste collectie Schiele en Klimt én ik mag een prijs in ontvangst nemen. Voor een boek met een hoofdpersonage waarop ik volgens de organisator van de prijs op bijzonder goed lijk – en we hebben elkaar alleen nog maar via de mail ontmoet.

Nooit meer angst dus!

2015-06-24 20.41.00